1. In zijn algemeenheid wordt in de voorliggende concept zienswijze de zorg geuit over de toenemende collectiviteit ten nadele van lokaal maatwerk. Ik benader dit uit een wat andere hoek; als je besluit tot een gemeenschappelijke regeling dan kies je daarmee voor collectiviteit. We worstelen eigenlijk allemaal wel met het vraagstuk hoe we hier nu, zeker als raden, het beste mee om moeten gaan. Hier hebben we vorige week dinsdag ook een goede gedachtewisseling over gehad. Om de gewenste voordelen, op basis waarvan een dergelijke gezamenlijke regeling wordt aangegaan, echter ook optimaal te kunnen benutten zou het credo van "alleen, tenzij...., volgens mij moeten omslaan in: samen, tenzij....! Wat zeker niet wil zeggen dat er lokaal niet een bepaalde keuze gemaakt kunnen worden maar dan zou dit m.i. wel goed onderbouwd moeten worden. Graag een reactie van de wethouder hierop.
In het bijzonder was ik verbaasd over de opmerking in de zienswijze over "de ambitie van de GGDrU om de integrale JGZ aan te willen bieden". Ten eerste omdat voor zover ik weet de GGDrU, sinds het onderbrengen op 1 januari jl. van de consultatiebureaus bij de GGDrU, volgens mij nu al de hele keten van 0-18 onder haar hoede heeft. GGDrU zegt hierover (kadernota blz. 10 onderaan):
"Nu de JGZ voor nog eens 12 gemeenten door de GGDrU zal worden uitgevoerd, zijn er vele kansen om de JGZ integraal te maken. Dat biedt niet alleen veel efficiencypotentie, maar vergroot daadwerkelijk de kracht van de GGDrU als adviserend partner in het gemeentelijk beleid rond het sociaal domein. Integratie bevordert de soliditeit van de onderbouwing van beleidsadvies, versterkt de kwaliteit van de monitorende functie en biedt kansen voor een krachtiger beleidsevaluatie. De JGZ in één hand is niet alleen een kans, maar ook een kwaliteitsimpuls."
Mij lijkt dit een solide verhaal dus vanwaar de zorgen verwoord in de zienswijze? Ik heb inmiddels begrepen dat in de commissie verbonden partijen soortgelijke vragen leven. Graag een reactie van de wethouder.
2. T.a.v. het proces heb ik ook nog een vraag. Vorig jaar hebben we als Raad de wethouder onze zorgen meegegeven over de tijdigheid van de stukken. De voorliggende stukken waar de zienswijze op gebaseerd is zijn gedateerd 22 december; de raad heeft ze pas vlak voor de RTG ontvangen. Dit komt een goede voorbereiding niet ten goede. Ik vraag aandacht voor de interne procesgang.
3. Ten slotte voorzitter een oproep richting mijn collega raadsleden die ik ook al gedeeld heb met de commissie verbonden partijen. We hebben bij de instelling van de commissie afspraken gemaakt over welke regelingen de Raad zelf, d.m.v. een ronde tafel gesprek ( RTG), behandelt en welke regelingen worden voorbereid door de commissie. Zowel bij de RTG over de VRU als over de GGDrU werd de vraag gesteld waarom hier (nog) geen advies over was van de commissie. Mij lijkt het goed om e.e.a. eens te heroverwegen. Wat mij betreft voorziet de commissie voor alle regelingen in een advies en bepalen we voor welke regelingen, in elk geval de WIL, we alsnog een RTG willen, waarbij het advies van de commissie als input dient.