Voorzitter, college, raadsleden en andere aanwezigen,
Voor ligt de begroting 2019. Bij het opstellen daarvan voorzien van een positieve resultaatsprognose voor 2019 en met ook een meerjarige positieve prognose. Een sluitende begroting dus. Een goed bericht na een lange periode waar we zuinig moesten zijn en waar we mogen uitkijken naar een nieuwe periode waarin structurele middelen beschikbaar zijn.
Dit positieve geluid moet helaas enigszins gedempt worden. Uit de september-circulaire moeten we afleiden dat o.a. de algemene uitkering lager is dan kon worden verwacht op basis van de eerdere circulaires en ook andere ontwikkelingen een nadelig effect hebben.
Dit leidt tot een geprognosticeerd negatief begrotingssaldo voor 2018 en 2019. Voor de periode 2020-2022 is de verwachting dat het begrotingssaldo weer structureel positief is. Door het College is aangegeven dat extra scherp gestuurd zal worden op de inzet van budgetten om daarmee een mogelijk tekort te beperken of te voorkomen. De VVD zal dit, zoals u kunt verwachten, op háár beurt weer scherp in de gaten houden.
Een ander punt betreft de afvalstoffenheffing. In de begroting wordt aangegeven dat deze met ingang van 2019 met 16,6% zal stijgen ten opzichte van 2018, bijna 33 euro per huishouden. Over deze stijging is bij de beantwoording van de technische vragen en bij de RTG behandeling een nadere uiteenzetting gegeven van deze tariefstijging; hogere verbrandingsbelasting opgelegd door het Rijk, duurder inzamelcontract en de inzet van extra personele capaciteit, o.a. bedoeld voor het in goede banen leiden van de afvalstromen op het afvalscheidingsstation en voor versterking van het beleid om de ambities op dit onderwerp te kunnen uitvoeren.
Vooral bij dit laatste punt, de uitbreiding met bijna 1 formatieplaats voor beleid, plaats ik toch wel een vraagteken. In de raadsvergadering van 10 juli jl. heeft de raad het financieel kader goedgekeurd. In dat financiële kader is ten behoeve van de noodzakelijke versterking gemeentelijke organisatie door de raad 400.000 euro extra geïnvesteerd. Als argument werd opgevoerd dat die versterking noodzakelijk was om de ambities van de raad te verwezenlijken en dat die behoefte zich breed in de organisatie manifesteerde. Nu wordt met een zelfde argument “ambities beleidsmatig uit kunnen voeren” opnieuw 54.000 euro in de begroting opgenomen. Kan de wethouder uitleggen hoe zich dit ten opzichte van elkaar verhoudt?
Voorzitter, als laatste punt. De grote kostenstijgingen voor Jeugdhulp. Door mij ook al genoemd bij de behandeling van het financieel kader en door collega Stiekema opnieuw aan de orde gesteld bij de behandeling van het Collegeprogramma.
In 2018 wordt een overschrijding verwacht van ongeveer 1,3 miljoen euro. In de collegebrief van 14 september jl. over de versnellende maatregelen kosten jeugdhulp wordt een aantal voorgenomen maatregelen opgesomd die de beheersing van de kosten moeten verbeteren. Ouders meer betrokken, coördinatie van zorg, professionalisering relatiebeheer, regionale activiteiten ten aanzien van jeugdhulp met verblijf etc.
Daarbij wordt aangegeven dat het niet reëel is te verwachten dat met de in de brief genoemde maatregelen de tekorten in 2019 zijn verdwenen. Om die reden is dan ook 875.000 euro opgenomen als gekwantificeerd risico. Er wordt daarnaast echter géén doorkijk gegeven in de jaren die daarna volgen. Hoe ziet de wethouder de meerjarige ontwikkeling van de kosten jeugdhulp?Wat gaat de wethouder ondernemen als de voorgestelde maatregelen niet het beoogde besparingseffect hebben?
Is de wethouder dan bereid stevig in te zetten bij het Rijk, liefst in samenwerking met andere gemeenten? Met andere woorden “Harde inzet versus soft controls”